Wij zijn niet erg van de ‘moetjes’, mijn moeder en ik. Ik hoef niet iedere twee weken op zondag taart te komen eten, ik hoef geen familieverjaardagen in het toch al drukke gezinsleven in te passen, ik hoef geen kaartjes te sturen voor hun trouwdag. Mam hoeft hier ook niet iedere week op te draven, ze hoeft niet op te passen, ze hoeft niet te verschijnen op ieder volleytoernooi of toneelvoorstellinkje van de kids.
Toen ik in een andere stad ging studeren, vertelde ze wel eens dat mensen haar erop aanspraken in het dorp, dat haar dochters zo ver weg waren en zo weinig langskwamen. En dan verdedigde ze met hand en tand. Haar kinderen hoeven niet iedere zondag op de koffie te komen! Ze studeren, ze werken, stichten een gezin. “En ik spreek ze bijna iedere dag!”
Want wij bellen. We kletsen, bespreken alle familieleden, spuien onze gal, delen onze zorgen, of we schaatsen om alle gevoeligheden heen en babbelen over koetjes en kalfjes. Soms tien minuutjes, maar meestal wat langer. Zelden onder het half uur eigenlijk. Even bijpraten, even haar stem horen, babbeltje doen met de halve familie op de speaker.
Door omstandigheden zien we elkaar nog minder dan normaal en dat begint zich te doen voelen. De laatste keer dat ze hier was, barstte mijn dochter in tranen uit toen ze weer vertrok. Omdat ze haar mist. Omdat ik haar mis.
Ik heb houvast aan ons rituele belletje. We bewegen in een bekend patroon, met een vertrouwd geluid, een eigen ritme. En we zeggen elkaar dat er niks moet. Dat we kijken wat energie, schema’s en mogelijkheden voor ons overlaten. En ik zeg dat ik van haar hou. Bijna altijd. Maar wat ik niet zeg, is dat ze een inspiratie voor me is. Dat ik met open mond zie welke bergen ze verzet. Dat ik voel en waardeer dat ze me de ruimte geeft om dingen op mijn manier te doen. Dat ik dankbaar ben dat ik haar in mijn leven heb.
Ik hou van je, mama!
geweldig ben heeel trots op je en hou van jullie